Van de auteur aan de lezer

Van de auteur aan de lezer

De Bijbel is het beste werk wat je over de doop kunt raadplegen. Toen ik nog maar pas dominee was, net voor het begin van de kerkenraadsvergadering, introduceerde een colporteur mij bij een heer, die, zo zei hij, zich bij onze kerk zou behoren te voegen. Na een kort gesprek met deze persoon, was ik het met de colporteur eens. Ik deelde deze persoon mee dat de kerkenraad zometeen zou gaan vergaderen, en dat hij voor de kerkenraad zou kunnen verschijnen om als lidmaat toegelaten te worden. Na een korte aarzeling zei hij dat hij worstelde met iets wat deze stap bemoeilijkte.

Bij navraag vond ik dat hij geloofde dat onderdompeling de juiste wijze van dopen is. Ik vertelde hem dat dit geen belemmering was; Er was een kerk van de Dopersen in D— waar hij welkom zou zijn.

“Maar,” zei hij, “ik geef de voorkeur aan de Presbyteriaanse Kerk.”

De colporteur stelde voor om hem enige boeken over het dopen te verkopen. Mijn antwoord was “Meneer E., laat die boeken liggen. Als je onderdompeling in je hoofd hebt, raad ik je als eerste aan dat je je met de Doperse kerk verenigt. Als je niet overtuigd bent, neem dan slechts de Bijbel, en onderzoek de zaak bij het licht van Gods Woord, biddend om de bijstand van de Geest; en na zulk onderzoek, handel naar de bereikte conclusie.”

Ongeveer vier maanden na dit gesprek kwam hij voor de kerkenraad van onze kerk en verzocht toelating. Ik vroeg hem of hij overtuigd was van onze wijze van dopen. Zijn antwoord was: “Geheel en al.”

Hij bleek één van de meest intelligente en Bijbelse Christenen te zijn die ik ooit gekend heb, en viel op door consciëntieuze vervulling van zijn plichten. Pas later vond ik uit hoeveel drang er op hem was uitgeoefend om hem te overtuigen dat juist onderdompelen dopen is.

Mensen willen geen geleerde verhandeling over de oorspronkelijke betekenis van de woorden in een taal waar ze niets vanaf weten, maar een eenvoudige uitleg van teksten in de Bijbel waar men mee vertrouwd is.

In de volgende verhandeling heb ik me geheel beperkt tot Gods Woord. Ik meen dit uitputtend gedaan te hebben onder de volgende drie punten, namelijk:

  1. Om te weten te komen wat de betekenis is van het woord dat gebruikt wordt om de plechtigheid aan te duiden; dit te doen door de teksten waar dit woord voorkomt te onderzoeken, en, vanuit de context en de overige omstandigheden, na te gaan wat de betekenis is van het woord dat de schrijvers van de Heilige Schrift gebruiken.
  2. Om te onderzoeken wat de betekenis van de plechtigheid is, en te zien wat voor licht dit werpt over de vraag van de wijze van dopen.
  3. Om te onderzoeken de in het Nieuwe Testament opgeschreven gevallen van de bediening van de doop; en deze te onderzoeken in het licht van het indirecte bewijsmateriaal.

Deze methodes zijn onafhankelijk van elkaar; en als zij te samen ons tot dezelfde conclusie brengen, mogen we er zeker van zijn dat we waarheid hebben.

Voor deze discussie heb ik de methode van conversatie gekozen. Deze methode is het beste in staat om de aandacht van de lezer te bepalen bij waarom het nu precies gaat. Het enige bezwaar tegen een dergelijke methode is dat het 't makkelijk maakt een karikatuur te schetsen van de opvattingen die we willen bestrijden. Ik heb zorgvuldig getracht deze zwakte te vermijden.

Het was niet mijn bedoeling om ook maar iets romantisch te introduceren; maar dat scheen de enige praktische methode om de discussie te beginnen en maakte het mogelijk om enige punten van groot belang naar voren brengen; van de plaats die Jezus het heeft toegekend, als een symbool van het werk van de Geest, tot en met het nutteloze doel van het symboliseren, en dat zo lomp, van een gebeurtenis die niets te doen had met de verlossing van de mens.

Het kwaad van deze perversie wordt vergroot wanneer we nagaan dat het de ontkenning noodzakelijk maakt, door de onderdompelaars, dat wij deel hebben aan Gods kerk.

Als wij het mis hebben, laten we dit dan erkennen, en laat onze praktijk met de waarheid overeenkomen. Maar als onze praktijk in overeenstemming is met het bevel van de Zaligmaker, laten we dan niet aarzelen om te bekrachtigen dat onderdompeling niet een Schriftuurlijke vorm van dopen is.

Sommigen zullen het bezwaar maken dat zo'n opvatting extreem is, en denken dat dit even bezwaarlijk is als de opvattingen van de onderdompelaars over de manier van dopen. De opvatting van sommigen is dat iedere manier even goed is als iedere andere, en dat deze kwestie geen discussie waard is. Maar dezulken moeten bedenken wat in deze bewering ligt opgesloten. Het houdt namelijk in dat de betekenis van de plechtigheid van geen belang is, omdat dit nu juist het hele verschil is. Transsubstantiatie is geen grotere perversie van des Heeren avondmaal dan de begrafenistheologie een perversie is van de doop. Wanneer onderdompelaars deze theorie opgeven, dan zullen ze niet traag zijn om hun wijze van dopen naar de eenvoud van het evangelie aan te passen.

Als een verdediging nodig is om deze discussie openbaar te maken, dan ben ik tevreden om een deel van de verantwoordelijkheid te kunnen leggen op de vele vrienden die het manuscript gelezen hebben en op publicatie daarvan aandrongen. In het bijzonder ds. Drs. J.L. Yantis, John Montgomery, en N.L. Rice, die, het manuscript zorgvuldig gelezen hebbende, mij bemoedigden te hopen dat publicatie vergezeld mocht gaan met voordeel tot Gods kerk. Biddende dat God het wil zegenen in het beteugelen, in enige mate, van de grote perversie van deze heilige plechtigheid, laat ik het gaan waar dan ook lezers gevonden mogen worden.